In Nederland zijn er duizenden scholen. Een school zit normaal gesproken in een schoolgebouw.
In een schoolgebouw zijn er klaslokalen of klassen en een gang. Naast klassen zijn er altijd een wc en een keuken op een school.
Via de gang loop je naar een klas toe.
Op school zijn er volwassenen die lesgeven. Die noemen we leraren of docenten.
De leraren op een school hebben ook hun eigen ruimte, die heet de lerarenkamer. De schooldirecteur heeft ook vaak een eigen kantoor, de directiekamer.
De leraren op school geven dus les aan de kinderen.
De leraren letten ook goed op de kinderen.
Ze willen zien dat iedereen meedoet, oplet, zijn huiswerk maakt en het fijn heeft.
Als een leerling iets doet dat niet mag krijgt de leerling een waarschuwing of hij of zij moet de klas uit.
Een leerling mag niet worden geslagen of worden aangeraakt door een leraar.
We vinden dat iedereen op school vriendelijk en respectvol naar elkaar toe moet zijn.
De leraren op school heten juf of mevrouw en meester of meneer.
Je mag ze altijd zo noemen.
Een vrouw is een meester of mevrouw en een man is meester of meneer.
Je kunt ze altijd om hulp vragen door netjes ‘juf’ of ‘meester’ te roepen of je vinger op te steken.
Wel altijd met twee woorden spreken; ‘ja juf’.
De juf en de meester willen graag dat de leerlingen niet door elkaar heen schreeuwen tijdens de les.
Maar het mag natuurlijk soms best een beetje rumoerig en gezellig zijn.
Je zit samen met andere kinderen in een groep.
Een groep is een aantal kinderen uit hetzelfde leerjaar. Bijvoorbeeld groep 8.
Een klas is de naam van de ruimte waar wordt lesgegeven.
Een klas heeft altijd een deur en 1 of meer ramen.
Een raam zetten we graag en vaak open voor frisse lucht.
In elke klas staat ook een kast met spullen die nodig zijn bij het lesgeven.
Op sommige scholen hangt nog een ouderwets krijtbord in de klassen.
Maar op steeds meer scholen is er een modern digiboard waar de leraar les mee geeft.
Dan heb je geen krijtje of bordveger meer nodig om het schoolbord schoon te maken.
Soms hebben deze klassen leuke namen, zoals Donald Duck of Mickey Mouse.
Meestal krijg je elk uur een les uit van een ander vak. Bijvoorbeeld: het eerste uur heb je Nederlands.
Aan het begin van de les loop je de klas in en begroet je de leraar of je geeft hem een hand.
In Nederland geeft iedereen elkaar de hand.
We kijken elkaar ook altijd aan als we iets tegen elkaar zeggen.
Daarna hang je je jas op de kapstok of over je stoel en je doet je koptelefoon af.
Je zet je mobiele telefoon op stil of je hebt hem al in een kluisje gedaan.
Als je je mobiele telefoon nodig hebt in de les, mag je hem van de leraar pakken.
Iedereen heeft meestal een vaste tafel of stoel in de klas. Dat is handig voor de leraar om snel te zien wie aanwezig is of niet.
Als het te donker is in de klas zet de leraar het licht aan. Dat is spreektaal in het Nederlands voor de lamp aan zetten.