Warmteoverdracht, Natuurkunde, Leerjaar 1 | Dragon1 SchoolTV -




Warmte­overdracht

Natuurkunde Leerjaar 1

Introductie

Beste leerling, vandaag gaan we ontdekken wat warmte is. Warmte is overal in ons dagelijks leven en we moeten weten wat heet is of niet om verbranding te voorkomen. Ook maken we in veel apparaten en oplossingen heel slim gebruik van warmteoverdracht van de ene plek naar de andere. In de volgende klas leren we over de verschillende vormen hitte overdracht. Nu kijken we eerst naar wat warmte is.

Deze les duurt ongeveer 1 uur en aan het einde van deze les kun je wat oefeningen doen. Alleen, met een leraar of met een groep leerlingen. Maak je geen zorgen. Deze oefeningen zijn niet gevaarlijk.

OPMERKING: als je de theorie niet begrijpt, lees je deze gewoon opnieuw of vraag je een leraar of mede leerling. Vragen stellen is nooit dom, maar altijd slim!

Theorie en vragen

Wat is warmte?

We beginnen met het bespreken van de termen warmte en warmteoverdracht.

Warmte wordt gedefinieerd als 1) iets warms of warms maken, 2) iets met een hoge temperatuur.

Definities zijn een mooie manier om moeilijke woorden goed te begrijpen. Dus probeer deze definitie te onthouden.

Je kunt de definitie opschrijven en hem hardop voorlezen. En doe dit een paar keer. Op deze manier leer je het te onthouden.

Het onthouden van de afbeelding die je hieronder ziet, kan ook helpen.

Deze afbeelding laat zien dat rood een kleur is die wordt gebruikt om aan te geven dat iets een hoge temperatuur heeft. En de kleur blauw wordt gebruikt om aan te geven dat iets een lage temperatuur heeft.

Als iets heet is, heeft het een (relatief) hoge temperatuur. Als iets koud wordt genoemd, heeft het (relatief) een lage temperatuur. Als iets wordt verwarmd, krijgt het een hoge temperatuur en dus meer hitte of warmte.

Kun je drie voorbeelden van warmte bedenken? En misschien een familielid van een vriend vragen of ze nu voorbeelden van warmte zijn?

Wat kan heet zijn of niet?

Volg nu een vraag om te ontdekken wat wel en geen warmte kan hebben:

1) Kan water heet worden? En kan water koud worden?

2) Kan voedsel heet worden? En kan voedsel koud worden?

3) Kan zand op het strand heet worden? En kan zand op het strand koud worden?

4) Kan de dag heet zijn en de nacht koud?

5) De kans is groot dat u het antwoord op veel van deze vragen weet. Maar nu gaan we leren hoe ze warm en koud kunnen worden. En waarom en hoe we gebruik maken van die in veel dingen die we in ons dagelijks leven gebruiken.

Volg nu iets andere vragen en misschien moeilijke vragen om te beantwoorden. Maar je kunt het bespreken met andere klasgenoten:

1) Stel dat u een kop hete thee drinkt en u wilt dat het water warm blijft. Wat doet u?

2) Stel, je hebt een ijsdessert en je wilt het heel lang koud houden. Wat doe je?

3) Stel dat u op het strand bent en dat het zand te heet is om met uw blote voeten op te lopen. Wat doet u?

4) Waarom dragen mensen in landen dichtbij de evenaar, zoals Suriname, nauwelijks jassen?

In het volgende leerjaar gaan we diep in op wat warmte overdracht is, maar nu verkennen we al wel het fenomeen.

Het woord 'warmteoverdracht' definieren we nu als: 'Het stromen van energie in de vorm van warmte van een warme locatie naar een koude locatie'.

Dit is een hele mond qua definitie. Belangrijk om nu te onthouden is dat als iets warmer is dan de omgeving, het de neiging heeft om af te koelen. En als je dus niet wilt dat iets (snel) afkoelt wordt, dan moet je het op een plek houden met dezelfde of een hogere temperatuur. Of je gebruikt iets dat het afkoelen vertraagd.

Een vraag : Stel je neemt een kom soep met een dunne wand en een kom soep met een dikke wand. Zal de kom soep met een een dunne wand veel sneller afkoelen? Wat is je antwoord?

Oefeningen

Nu ga je naar doe wat oefeningen om bekend te worden met warmte.

1) Wrijf een tijdje met je hand over je arm of been. Je zult ervaren dat het warm wordt. En als je na een tijdje stopt, is het weer kouder.

Je hebt nu een fysisch experiment gedaan. Je lichaam is gemaakt van cellen en de cellen bestaan ​​uit hele delen die moleculen worden genoemd.

Als u over uw handen wrijft, zorgt u ervoor dat de moleculen in uw handen sneller gaan. En als moleculen sneller bewegen, verhogen ze hun temperatuur.

2) Haal ijsblokjes uit een koelkast.

Neem drie glazen: 1 je houdt leeg en de tweede vul je met water van kamertemperatuur en de derde vul je met heel koud water.

Wacht nu 1 uur. En kijk wat er is gebeurd. Zie je het verschil?

3) Doe nu het experiment dat we eerder deden, maar nu met ijsblokjes in een glas met water met zout en ijsblokjes in een glas met water zonder zout (zoet water). < / p>

In de afbeelding hierboven worden 2 ijsblokjes samen met een gekleurde vloeistof ingevroren en in een glas met zoet water (links) en zout water (rechts) gedaan. Wanneer de ijsblokjes beginnen te smelten kijk hoe verschillend het zoet- en zoutwaterglas het ijsblokjeswater vermengen. Het ijsblokje in zout water smelt veel langzamer.

Met deze experimenten test je dat warmte wordt overgebracht van een koudere plek naar een warmere plek en vice versa. In de volgende klas zullen we leren hoe dit werkt.

Weet dat experimenten waardevol en betrouwbaar moeten zijn als je ze constant onder dezelfde omstandigheden moet herhalen.



Bedankt voor het volgen van deze natuurkundelessen van Heat Tranfer. Tot de volgende keer.