Lees de onderstaande informatie een aantal malen goed door en probeer de kernpunten goed te onthouden.
Klik op een hoofdstuk om de informatie te zien.
Tip: lees de informatie hardop voor (maar wel zo dat je anderen niet stoort).
Een werkwoord is een woord dat aangeeft wat iemand of iets doet.
Voorbeelden van werkwoorden zijn:
Werkwoorden gebruiken we de hele dag door in de zinnen die we spreken, schrijven en lezen.
Voorbeelden van werkwoorden met onderwerpen die aangeven dat iets of iemand iets doet, zijn:
In bijna iedere zin staat een werkwoord dat verbonden is met het onderwerp.
Bijvoorbeeld in deze zin:
"Nicky loopt naar huis."
Het werkwoord loopt is in deze zin de persoonsvorm.
Dit speciale werkwoord noemen we de persoonvorm.
De persoonsvorm is het speciale werkwoord waaraan je kunt zien in welke tijd de zin staat.
De voorbeeldzin staat overigens in de tegenwoordige tijd.
Makkelijk Moeilijk OnbegrijpelijkDe persoonsvorm is het speciale werkwoord dat zegt in welke tijd een zin staat.
Hierdoor kunnen we de zin beter begrijpen: is het tegenwoordige tijd, verleden tijd of toekomende tijd?
Ook zie je aan de persoonsvorm of een zin in het enkelvoud of in het meervoud staat.
Als je een zin wilt ontleden, zoek je eerst de persoonsvorm op.
Daarna bepaal je het onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp en de bepalingen.
Er zijn 3 verschillende manieren om het speciale werkwoord "de persoonsvorm" te vinden.
Hieronder zie je van elke manier een voorbeeld. De persoonsvorm is vetgedrukt en schuin gedrukt in de zinnen.
Kernpunten om goed te onthouden zijn:
Wanneer je de bovenstaande informatie een paar keer hebt doorgenomen, ga dan de oefeningen maken die hierbij horen.
Oefenen